Voor ons fotografen is het spelen met licht kijken naar waar licht is en waar schaduw en waar die twee in elkaar vervloeien. Gaat dit geleidelijk of gaat dit abrupt. Het een is niet beter dan het ander. Het ligt er maar aan waar het licht op schijnt. Dit maakt ook dat je nooit uitgekeken raakt.
Vaak als ik op locatie kom dan krijg ik te horen. Het is er wel mooi binnen maar er is maar weinig licht. Als er wel genoeg licht is betekent dit meestal veel tl-bakken aan het plafond. Voor mij is wat meer vormend licht (meestal is dat minder licht) veel interessanter. Omdat ik veel en graag mensen fotografeer heeft dit wel een lastige bijkomstigheid want als we de is gevoeligheid niet meer omhoog kunnen schroeven dan moet het model stil blijven zitten. Dit komt de spontaniteit niet ten goede. In dit soort gevallen kan het werken met studio/flitslicht een uitkomst bieden. Meer hierover in een volgende blog. Deze praktische bezwaren doen niets af aan de kwaliteit van het licht.
Het rare van licht is dat het onzichtbaar is. We zien de reflecties. Daarmee geeft het licht vorm aan de wereld. Als fotograaf kunnen we gebruik maken van de vormende eigenschappen van het licht. We kunnen dingen smaller laten lijken of juist breder. We kunnen gebruik maken van dramatische schaduwen of met licht objecten vlakker maken. Hoe is vooral een kwestie van kijken en experimenteren. Het mooie van licht is dat het er altijd is en dat je geen camera nodig hebt om het te kunnen bestuderen. Als je mooi of just lelijk licht ziet loop eens om net onderwerp heen en kijk wat er gebeurt. Soms zul je zien dat iets wat eerst heel mooi is door een paar stappen te lopen zijn schoonheid verloren heeft maar het kan ook omgekeerd zijn, iets wat oninteressant is, wordt plotseling heel plastisch. Voor mij is deze manier van kijken de basis.



















































